Vier generaties geld

Met de rijke ervaring van een werkend leven in de financiële wereld stelt Jaap Koelewijn zich de vraag: welke ontwikkelingen hebben gezorgd voor de huidige staat van de samenleving? In zijn boek ‘Vier generaties geld’ kijkt hij vanuit een financieel-economisch perspectief naar verleden, heden en toekomst. Bij GoedemorgenCommissaris gaf hij een samenvatting van een bijna niet samen te vatten werk. Hij lichtte een tipje van de sluier op over een aantal onderwerpen aan die in het boek uitvoerig uit de doeken gedaan worden: woningmarkt, pensioenen, globalisering, Europa en klimaat.

Woningmarkt

Het huidige fiscale systeem kent een enorme bevoordeling van mensen die al een huis hebben, zeker bij lage rente. Door keer op keer met winst een huis te verkopen, worden er fiscaal vrijgesteld behoorlijke winsten geboekt en dalen de woonlasten. Het stimuleren van de eigen woning bijt ons nu in de staart, want bijvoorbeeld jonge instappers hebben te hoge woonlasten. Dit is niet houdbaar, en dus is het tijd om het fiscale systeem aan te passen. Door vermogenswinst te belasten en ook de hypotheekrenteaftrek ter discussie te stellen, kan het woningmarktprobleem geleidelijk worden opgelost. Daar is overigens meer voor nodig, want er zijn nou eenmaal te weinig woningen, bouwen lukt niet vanwege de stikstofnormen en ruimtegebrek, en ook de politiek neemt contraproductieve maatregelen die woningbezitters in een gepolariseerd debat tot huisjesmelkers maken. Er moet afgekickt worden van de schuldenverslaving die in woningmarkt – en breder – zit. Het huidige fiscale systeem zet mensen ertoe aan om hun huis met schulden te financieren in plaats van met eigen geld. Van de prikkels om schulden te maken moeten we af.

Pensioenen

Niet alleen het beleid op de eigen woning is tegen ons gaan werken, ook het ooit zo geweldig goede pensioensysteem op basis van solidariteit heeft nu een nadelig effect. Het systeem ging uit van een klassieke kostwinner die werkte van z’n 25ste tot z’n 65ste en dus 40 jaar in het fonds zou zitten. Dat is veranderd. Werkenden hebben steeds vaker wisselende banen en andere arbeidsvormen, en daarbij staan vrouwen op achterstand vanwege parttime werk en lagere beloning. Doordat er gekort is op de pensioenen en ze bovendien niet meer geïndexeerd zijn, is de koopkracht tientallen procenten achteruitgegaan. De oplossing ligt niet in het verhogen van premies, dat zou namelijk betekenen dat die tientallen procenten in een keer bijgestort zouden moeten worden. Dat geld is er niet. Net als bij de woningmarkt wordt de toekomstige generatie het hardst geraakt: minder middelen om mee op te bouwen, geen dikke buffers en grotere risico’s. Naast het aanpassen van het systeem, dient de jonge generatie zich ook meer bezig te houden met hun toekomstige inkomen. Het is buitengewoon onzekere materie waarin mensen begeleid moeten worden, ook door hun werkgever.

Globalisering

Sinds China in 2001 toetrad tot de World Trade Organization en de productieschuur van de wereld werd, is de globalisering omarmd. Globalisering kent natuurlijk voordelen doordat activiteiten daar plaatsvinden waar ze het efficiëntst uitgevoerd kunnen worden. Een keerzijde is dat er daarmee omstandigheden ontstaan waarin er een loopje genomen wordt met zaken als mensenrechten en milieubescherming. Inmiddels is er vanuit een nostalgische hang om zelfvoorzienend te zijn een regressiebeweging ontstaan en halen landen meer kritische activiteiten terug naar zichzelf. Dat is gevaarlijk, want Europa heeft in de afgelopen decennia sterk geprofiteerd van vrij verkeer van mens en kapitaal. Dat verkeer moet niet tegengehouden worden, terwijl de keerzijdes ervan wel erkend moeten worden. Niet vanuit protectionisme, maar vanuit eerlijke handel. Nederland heeft een extra groot belang bij liberale handel, vanwege zijn internationale oriëntatie en hub-positie.

Europa

De benoemde regressie gaat in tegen het feit dat landen in Europa elkaar nodig hebben om vooruit te komen. Het is van belang om de eenheid binnen Europa te herstellen, waarbij Noord-Europa zich bewust moet zijn van de enorme overschotten die het altijd heeft gehad. Die werden vrolijk geëxporteerd naar de rest van Europa en hebben daarmee eigenlijk bevorderd dat zuidelijke lidstaten in tekorten terecht kwamen. Er moet een einde komen aan de cultuur van de schuld geven aan Zuid-Europa, terwijl het noorden een grote rol in de tweedeling heeft gehad.
In dit geheel heeft het neoliberale beleid waarbij ingezet werd op loonmatiging een aanzienlijke rol gehad. Via loonmatiging wordt een deel van de eigen problemen afgewenteld op de buren. Dit kan goed zijn in een korte transitieperiode, maar als het permanent toegepast wordt beschadigd het de economie. Werkgevers gaan inzetten op goedkope productie met bijbehorende goedkope handjes. Doordat die van elders gehaald kunnen worden, krijgen innovatie en vernieuwing te weinig aandacht, ook in minder voor de hand liggende sectoren als zorg en onderwijs. Hoewel het een lastige exercitie is, zal er meer gekeken moeten worden naar het investeren in en vergroten van arbeidsproductiviteit.

Klimaat

Door het beleid van loonmatiging met de bijbehorende goedkope arbeid is er werkgelegenheid in stand houden met weinig toegevoegde waarde maar veel nadelige effecten in energie- en ruimtegebruik. Het is gemakkelijk gemaakt om veel uit te stoten en de overheid probeert maatregelen te nemen met subsidies, voor bijvoorbeeld Tata en de agrarische sector. Om bedrijven te stimuleren om minder te vervuilen, moet het probleem bij de bron aangepakt worden door bijvoorbeeld CO2-heffingen. Het beleid dat nu gehanteerd wordt – met financiering door overheidsmaatregelen en schulden – legt de rekening bij toekomstige generaties. Het is één van de moeilijkste transities die voor ons liggen: het aanpakken van het klimaatprobleem op basis van economische prikkels.